18 juli 2010: Van Miyaluo naar Tangke
Dag 1: 17 juli, Dag 2: 18 juli, Dag 3: 19 juli, Dag 4: 20 juli, Dag 5: 21 juli
Dag 6: 22 juli, Dag 7: 23 juli, Dag 8: 24 juli, Dag 9: 25 juli, Dag 10: 26 juli
Dag 11 en 12: 27 en 28 juli
Zonsondergang bij de Gele Rivier op de graslanden van Hongyuan-Ruo'ergai.
Ons doel vandaag is het plaatsje Tangke, ruim 200 kilometer van Miyaluo en gelegen midden in de graslanden van Hongyuan-Ruo'ergai . Buiten is het 15 graden, bewolkt en regenachtig. In het dal hangen lage wolken. We banen ons een weg over de modderige weg, die vol diepe kuilen zit. Soms rolt er een steen naar beneden van de berghelling, ergens schuift wat modder van de helling. Het is niet moeilijk om je voor te stellen dat modder- en kiezelstromen hier op gezette tijden de weg blokkeren en onbruikbaar maken. De omgeving is onmiskenbaar Tibetaans. Overal wapperen felgekleurde gebedsvlaggen: in strengen vastgemaakt aan de bruggen over de rivier, aan hoge palen die oprijzen vlak bij dorpen en langs lijntjes gespannen vanaf de robuuste, drie verdiepingen hoge huizen. Op de zijkanten van de huizen is met witte verf het Chinese karakter 'shou'(lang leven) geschilderd.
Tibetaans huis met het karakter 'shou' in witte verf op de zijmuur.
Bij een splitsing in de weg staat plotseling een tolhuisje. De weg is geblokkeerd met een slagboom. Achter de slagboom strekt zich een mooie, strak geasfalteerde weg uit die leidt naar een gloednieuwe tunnel. De tunnel heeft zijn prijs: 25 yuan voor een stukje van 4,2 kilometer. Een politieagent vraagt bars waar we naar op weg zijn. "Naar Hongyuan", antwoordden wij zo relaxed mogelijk. We moeten er niet aan denken dat we niet verder kunnen, na al dat geploeter om zo ver te komen. De agent kijkt bedenkelijk, maakt dan met zijn arm een zwaaiend gebaar en zegt als bij gratie Gods: "Ok, rij maar door."
Na de tunnel rijden we in een ander landschap. We komen steeds hoger, er zijn steeds minder bomen en steeds meer gras. Het licht is fel en bovendien is het koud. Bij het plaatsje Shuajing Si - op 3700 meter hoogte - stoppen we voor de lunch. De bewoners van Shuajing Si zijn grotendeels Han-Chinezen. Eigenlijk is dit overal in dit gebied zo: op de hooglanden wonen de Tibetanen en leiden een nomadenbestaan, terwijl in de lagergelegen gebieden Han-Chinezen en Islamitische Hui zich in de stadjes hebben gevestigd en handel drijven. Shuajing Si is eigenlijk niet meer dan een doorgaande straat met wat winkels, restaurants, een benzinepomp en een aantal woonhuizen omgeven door kale, in wolken gehulde bergen met hier en daar een groepje naaldbomen op de hellingen. Vanuit de schoorsteentjes van de huizen langs de straat kringelt rook omhoog. Bij de benzinepomp staat een groot Giant Panda's Inform You-informatiebord: "You are now at Shuajing Si Gasstation, 50 km away from Miyaluo Gasstation and 60 km away from Longreba Gasstation. Welcome to Aba. Auto repair, hotel reservation, recommended restaurants, hospital emergency, tourist service telephone and local products (met daarachter allemaal telefoonnummers)". Het staat wat vervreemdend in dit verlaten gebied en dateert ongetwijfeld uit de tijd van voor de grote aardbeving, toen het district Aba nog onderdeel was van een belangrijke toeristische route van en naar Sichuan.
Het plaatsje Shuajing Si.
Na Shuajing Si rijden we de hooglanden binnen en al snel zitten we boven de 4000 meter. Langs de kant van de weg liggen hoopjes op elkaar gestapelde keien of platte leistenen ingekerfd met Tibetaans-boeddhistische inscripties. Bij een kleine nederzetting runnen wat Tibetanen een aantal winkeltjes. Ze verkopen grote potten yoghurt. In de winkeltjes is de geur van yakboter doordringend aanwezig. In grote, lage schuren worden paddenstoelen verbouwd. Yaks grazen over de met gele en witte bloemen bezaaide graslanden en Tibetaanse nomaden wonen in zwarte tenten die geweven zijn van het haar van de yaks. Vaak staan de tenten in kleine groepjes bij elkaar, sommigen hebben een omheining gebouwd, een enkeling heeft een schotel en elk "erf" wordt bewaakt door op zijn minst één Tibetaanse mastiff, de in China alom gevreesde waakhond.
Tibetaanse nomadentent.
Een van de tenten staat vlak langs de kant van de weg. Een oude vrouw met mooie grijze vlechten zit in het gras. We turen nieuwsgierig naar elkaar - zij vanaf het gras, ik vanuit het autoraampje - en ik krijg het vreemde gevoel dat ik op safari ben. Uiteindelijk stap ik uit en loop naar de tent. Een Tibetaanse man komt naar ons toe en we maken een moeizaam praatje; zijn Chinees is niet erg goed, en ik spreek geen woord Tibetaans. Hij nodigt ons uit in zijn tent voor yoghurt en boterthee met tsampa. Centraal in de tent staat een op kolen gestookte stoof met een zwartgeblakerde theeketel en wat pannen. Overal staan manden en houten kisten. Vanuit een emmer schept de man yoghurt in een kommetje en hij wijst op een grote zak met witte suiker. De yoghurt is heerlijk romig en niet zo zoet als de yoghurt die je in China in de winkels koopt. Eenmaal weer buiten speurt hij met mijn verrekijker de horizon af en inspecteert hij zijn kudde yaks die ergens ver weg aan het grazen is. Voor de Tibetanen zijn hun yaks van levensbelang: van de melk maken ze boter en yoghurt, de vacht wordt regelmatig gekamd waarna van de haren onder andere de doeken van de tenten worden geweven en stevige touwen gedraaid. Verder doet de yak dienst als last- en trekdier. Soms wordt een yak geslacht en het vlees gedroogd.
Onze gastheer inspecteert ingespannen zijn vee.
We rijden verder door een schitterend, moerasachtig gebied met hier en daar een meer en links van de weg de Gele Rivier. Deze rivier - die hoog in de bergen van de westelijke provincie Qinghai ontspringt - is hier nog helder, geel wordt het water pas duizenden kilometers verder naar het oosten wanneer de rivier zich een weg door het gele stof van het lössgebied baant. Wolken en bergen weerspiegelen in het water van de meren en de rivier, het groen van de bergen neigt af en toe een beetje naar blauw, een mager zonnetje schijnt door de wolken heen en yaks waden door het water. De stoere motorrijders die ons continue tegemoet rijden zijn dik aangekleed. Ondanks dat het juli is en hoogzomer, hebben zij wintermutsen op, witte gezichtsmaskers voor, grote zwarte zonnebrillen op, sjaals om en handschoenen aan. Hun kleding zegt iets over de ruigheid van het klimaat hier: zo schijnt de zon en is het verzengend heet, zo betrekt de lucht met donkere wolken en kan het gaan regenen, onweren of hagelen. De wind heeft hier vrij spel en loeit met een enorme kracht over de grasvlaktes. Het is een gebied met een ongerepte schoonheid, maar voor hoelang nog? Nog een jaar misschien en dan is de door de aardbeving verwoeste weg naar Sichuan klaar, de dorpen in Aba weer opgebouwd en gereed om toeristen te ontvangen. Zal het hier dan één groot toeristisch gebied worden met toerbussen vol luidruchtige Chinezen op vakantie, met tentenvakantiedorpen waar toeristen overdag het echte nomadengevoel mogen kopen door een duur ritje te paard over de graslanden te maken en 's avonds de stilte verbroken wordt door luid karaoké-gezang?
Vlak voor Hongyuan passeren we een uitgestrekt militair kamp. Het is een groot vertoon van macht met veel zwaar geschut, vrachtwagens en honderden legertenten. Hongyuan zelf is een wat grotere stad, maar heeft dezelfde wildwest-sfeer als de kleinere nederzettingen die we gepasseerd hebben. Over de hoofdstraat rijden motoren bestuurd door trotse Tibetanen met loshangende lange haren en gehuld in Tibetaanse mantels, waarvan ze de rechtermouw vaak onder hun arm vastknopen zodat een schouder vrij blijft. Langs de hoofdstraat is een groot terrein waar nieuwbouwflats worden gebouwd. Verderop komt weer een militair voertuig aanrijden. De eigenaar van het bedrijfje waar we de auto een wasbeurt geven, vertelt dat de militairen hier in 2008 zijn gekomen, dat ze over een maand of twee zullen vertrekken en dat ze hier een grote oefening houden. Hij vertelt het met een grote onverschilligheid, alsof de soldaten met hun kamp hem niet aangaan. Maar het kan niet anders dan dat dit militaire machtsvertoon te maken heeft met de grote opstanden die in Tibet en de omliggende Tibetaanse gebieden in mei 2008 uitbraken. Hun aanwezigheid heeft een onmiskenbaar intimiderende uitwerking, in elk geval op mij.
Regenboog op de graslanden van Hongyuan-Ruo'ergai.
De zon staat al laag aan de hemel als we de graslanden van Hongyuan-Ruo'ergai inrijden, de meest uitgestrekte graslanden van de provincie Sichuan en met een oppervlakte van 30.000 m2 een van de drie grootste wetlands van China. De heuvels kleuren donker, terwijl het licht nog heel scherp is. Voor ons uit doemt een diepgrijze lucht op, die een vals licht geeft aan het groen van de bergen. Er staat een regenboog aan de hemel. De groene bergen, de meren, de wolken die donkere schaduwvlekken op de bergen werpen - het geeft een immens gevoel van weidsheid. Nomaden te paard drijven hun vee naar de beschutting van de tenten. Wat heb je eigenlijk meer nodig dan een tent, eten, een vuurtje en mensen, je honden en vee om je heen om je toch geborgen te voelen in zo'n weids landschap? Voor mijn gevoel heeft dit niets meer met China te maken, dit is een universum op zich waar de mensen hun eigen gang gaan en hun eigen levens leiden. En vooral waar iedereen een houding heeft van: ik laat jou met rust, laat jij mij met rust?
We overnachten in Tangke. Vandaag hebben we iets meer dan 200 kilometer afgelegd.
Dag 1: 17 juli, Dag 2: 18 juli, Dag 3: 19 juli, Dag 4: 20 juli, Dag 5: 21 juli
Dag 6: 22 juli, Dag 7: 23 juli, Dag 8: 24 juli, Dag 9: 25 juli, Dag 10: 26 juli
Dag 11 en 12: 27 en 28 juli
Bovenstaand artikel is geschreven door Inge Jansen, Chinadeskundige en schrijfster van onder andere de Dominicus-gidsen China, Shanghai en Beijing . Op haar blog schrijft ze over China.
Via haar bedrijf Mingbai (wat 'begrijpen' in het Chinees betekent) geeft zij informatie over China. Haar expertise bevindt zich op het snijvlak van Chinese cultuur & samenleving, geschiedenis en toerisme.
Zij schrijft voor verschillende media, geeft lezingen en rondleidingen en verzorgt cursussen en workshops.