21 juli 2010: Van Xining naar het Qinghaimeer
Dag 1: 17 juli, Dag 2: 18 juli, Dag 3: 19 juli, Dag 4: 20 juli, Dag 5: 21 juli
Dag 6: 22 juli, Dag 7: 23 juli, Dag 8: 24 juli, Dag 9: 25 juli, Dag 10: 26 juli
Dag 11 en 12: 27 en 28 juli
Zonsondergang bij het Qinghaimeer.
In de ochtend rijden we naar het Kumbum-klooster, Ta'er Si in het Chinees. Het klooster is gelegen op zo'n 25 kilometer van Xining en is gebouwd op de plek waar Tsong Khapa is geboren.
Tsong Khapa (1357-1419) is de stichter van de Gelug-secte of Geelkapsecte, een van de vier belangrijkste stromingen binnen het Tibetaans-Boeddhisme. Volgens de overlevering zou de vader van Tsong Khapa na de geboorte van zijn zoon de placenta ergens in de velden begraven hebben. Vlak daarna groeide er op die plek een bijzondere, witte sandelboom. De bloesems van deze boom geurden heerlijk en op de blaadjes van de boom zouden boeddhistische afbeeldingen te zien zijn. Later liet zijn moeder op deze plek een stupa (Tibetaanse pagode) bouwen voor haar zoon. Rondom de boom werd de Tempel met het Gouden Dak gebouwd. Dit specifieke gebouw is het heiligste plekje van Kumbum geworden, dat in 1583 was uitgegroeid tot een volledig klooster met meer dan dertig gebouwen en tijdens de hoogtijdagen meer dan drieduizend monniken. Tegenwoordig zijn dat er een stuk minder - zo'n vierhonderd - maar nog altijd is het klooster een belangrijk pelgrimsoord voor de Tibetanen.
Afbeelding van Tsong Khapa.
Met hooggespannen verwachtingen toog ik naar het klooster. Té hooggespannen verwachtingen bleek al snel, want het klooster was niets van wat ik mij ervan had voorgesteld. Ik had gedacht dat er veel Tibetaanse pelgrims zouden zijn, die van heinde en verre op het klooster waren afgekomen. Ik had gedacht dat er die typische sfeer van verering zou hangen die hoort bij een Tibetaans klooster, compleet met pelgrims die hun pelgrimsronde langs gebedsmolens lopen en donkere kloosterzalen waar de doordringende geuren van wierook en ranzige boter overheerst. Ik had gedacht dat er heel veel monniken zouden zijn, bezig met hun alledaagse dingen zoals mediteren, lessen voorbereiden, botersculpturen maken, onderling discussiëren. Natuurlijk, er zouden ook toeristen zijn - maar die zouden in verwondering en stilte rondlopen.
Acht witte stupa's bij het Kumbum-klooster.
Echter, Kumbum blijkt vercommercialiseerd tot in het uiterste. Bij de ingang zijn twee grote parkeerplaatsen waar met name grote tourbussen parkeren, het hele gebied voor het klooster is netjes geasfalteerd met een keurig aangelegd plein voor het klooster en van de parkeerplaats tot aan de ingang van het klooster ligt een lange rits winkeltjes die allemaal dezelfde Tibetaanse souvenirs verkopen: gebedsmolens, bijzondere stenen, Tibetaanse messen, tangka's, kralenkettingen- en armbanden, sieraden, enz. De toegang tot het klooster kost 80 yuan en bij de belangrijke tempels - zoals de Tempel met het Gouden Dak - zijn draaideuren geplaatst waar je je kaartje moet knippen. Bij de draaideuren pikt een monnik geroutineerd elke bezoeker eruit die naar binnen wil lopen zonder het kaartje te knippen. De pelgrims zijn veruit in de minderheid bij de voornamelijk Chinese toeristen die soms in groepen van - niet overdreven - honderd man tegelijk de tempels binnenstromen.
Winkeltjes en restaurantjes voor de ingang van het Kumbum-klooster.
Hoe langer ik over het kloosterterrein loop hoe meer gedesillusioneerd ik raak. Eerlijk gezegd vind ik dit klooster een aanfluiting. Het is weliswaar groot, maar het is totaal sfeerloos. De doordringende geuren die bij een Tibetaans klooster horen ontbreken volledig, maar wat erger is - er is praktisch geen Tibetaanse pelgrim te bekennen. Alleen maar hordes en hordes Chinese toeristen die zich kwetterend over het kloosterterrein voortbewegen van de ene tempel naar de andere. Hoe kan het dat er in Kumbum - een heilige pelgrimsplek voor de Tibetanen - praktisch geen enkele Tibetaan rondloopt? Zelfs monniken zie je er bijna niet. Het is een steriele omgeving geworden en dat past niet bij Tibet en de Tibetanen, die nou eenmaal niet zo steriel zijn.
Toeristen bij de ingang van het klooster.
Volgens de kaartjesknippende monnik komen de pelgrims met name in de ochtend en hoeven zij ook niet dat bedrag van 80 yuan te betalen. Nee, nogal logisch niet, hoe zouden ze dat ooit kunnen betalen! Later die dag, bij het Qinghai-meer, ontmoet ik een Italiaan die al jaren in dit gebied komt. Hij vertelt: "De Tibetanen zijn boos, boos dat er op hun heilige grond zoveel toeristen komen die helaas vaak ook nog respectloos met hun heiligdommen omgaan. De meeste pelgrims komen nu niet meer in de zomer. Ze bezoeken Kumbum in de winter, als het hier voor de toeristen te koud is. Ja, je kunt je er boos overmaken, maar ik bekijk het liever anders. Ik hoop dat er tussen al die toeristen mensen zitten die geraakt worden door de spiritualiteit van de Tibetanen en daarvan leren."
Heel af en toe is er een glimp van het oude Kumbum. Een pelgrim maakt een ronde langs een tempel, waarbij hij keer op keer op zijn knieën gaat zitten, zijn handen boven zijn hoofd steekt en zich vervolgens geheel uitstrekt over de grond om na een stap verder het hele proces weer te herhalen. Een geopende deur - niet toegankelijk voor publiek - biedt een inkijkje op een binnenhofje met oude houten gebouwen. En hoog boven het klooster bezoeken we de Great Lama's Residence, waar zowel een Dalai Lama (spiritueel leider) als een Panchen Lama (belangrijkste spiritueel leider na de Dalai Lama) ooit hebben gewoond. Het is er heel rustig, met praktisch geen toeristen. Een monnik vertelt: "De meeste toeristen kijken alleen maar beneden bij de tempels, ze lopen nooit zo ver naar boven." Vervolgens wijst hij op een piepkleine foto van de huidige Dalai Lama, die naast een veel grotere foto van de huidige Panchen Lama hangt, en vraagt vol ontzag in zijn stem: "Heb je hém wel eens ontmoet?" Ik antwoord dat ik hem weleens op de televisie zie, maar dat ik hem nooit persoonlijk ontmoet heb. "Nee, ik ook niet", verzucht de monnik spijtig.
Inkijkje op een binnenhof.
Na het Kumbum-klooster rijden we zo'n honderd kilometer westwaarts, terug naar het Qinghaimeer waar we gisteren niet zijn blijven overnachten vanwege de jaarlijkse wielerwedstrijd Ronde van het Qinghaimeer. Het Qinghaimeer - ook bekend onder de Mongoolse naam Koko Nor - is een enorm meer met een omtrek van 360 kilometer gelegen op 3195 m hoogte. Het is het grootste zoutwatermeer van China en een heilig meer voor de Tibetanen, die er op pelgrimstochten met de wijzers van de klok mee omheen trekken. Dat 'Rondje Meer' is inmiddels een belangrijke toeristische activiteit geworden, getuige ook de jaarlijkse Fietsronde. Vanuit allerlei provincies komen hier toeristen naartoe, die wandelend, fietsend of per eigen auto het meer rondreizen. Helaas, net als bij het Kumbum-klooster blijkt de vercommercialisering hier al genadeloos te hebben toegeslagen. Aan de zuidkant waar wij bij het meer aankomen zijn de kleine wegen die naar het meer leiden allemaal bewaakt en om bij het meer te komen moet je geld betalen aan de eigenaar van de grond.
Aankondiging van de wielerwedstrijd Ronde van het Qinghaimeer.
We rijden door naar het plaatsje Erliangjian waar we overnachten in het Qinghai Lake Grassland Hotel. Erliangjian is een klein dorpje met een lange straat die afdaalt naar het meer en heeft vooral restaurants, hotels en souvenirwinkels. Ook hier moet je betalen als je bij het meer wilt komen, en uit een soort narrigheid doen we dat niet. Na Kumbum is deze nieuwe commerciële aanval net iets te veel.
Maar dan, aan het einde van de dag, krijgen we een cadeautje van de natuur. Terwijl de zon zakt lijkt het wel alsof alles van goud is, zelfs op de donkere bergen in de verte tekenen zich gouden vlekken af. De gebouwen worden omhuld in een warm oranje en het gras baadt in een glans van goud. De witgele en paarse bloemen steken fel af tegen het groen, zoals ook de rode, groene, blauwe en gele vlaggetjes die wapperen op de daken van de restaurants en hotels fel afsteken tegen de donkere lucht. Er ontstaat een regenboog die zo dichtbij is dat het lijkt of je hem kunt aanraken. Het is een zonsondergang zoals ik er nog nooit een gezien heb.
Dag 1: 17 juli, Dag 2: 18 juli, Dag 3: 19 juli, Dag 4: 20 juli, Dag 5: 21 juli
Dag 6: 22 juli, Dag 7: 23 juli, Dag 8: 24 juli, Dag 9: 25 juli, Dag 10: 26 juli
Dag 11 en 12: 27 en 28 juli
Bovenstaand artikel is geschreven door Inge Jansen, Chinadeskundige en schrijfster van onder andere de Dominicus-gidsen China, Shanghai en Beijing . Op haar blog schrijft ze over China.
Via haar bedrijf Mingbai (wat 'begrijpen' in het Chinees betekent) geeft zij informatie over China. Haar expertise bevindt zich op het snijvlak van Chinese cultuur & samenleving, geschiedenis en toerisme.
Zij schrijft voor verschillende media, geeft lezingen en rondleidingen en verzorgt cursussen en workshops.