24 juli 2010: Van Golmud naar Dunhuang
Dag 1: 17 juli, Dag 2: 18 juli, Dag 3: 19 juli, Dag 4: 20 juli, Dag 5: 21 juli
Dag 6: 22 juli, Dag 7: 23 juli, Dag 8: 24 juli, Dag 9: 25 juli, Dag 10: 26 juli
Dag 11 en 12: 27 en 28 juli
Woestijnstof.
Vandaag steken we vanuit Golmud in de provincie Qinghai door naar Dunhuang, een oasestad in de provincie Gansu. We rijden dwars door het Qaidam Bekken, een enorme zoutvlakte met veel zoutmeren.
In dit gebied draait alles om zout, dat hier in overvloed aanwezig is. Naarmate we verder de zoutvlakte inrijden, bevinden we ons steeds meer in een wereld van zoutkristallen. Zoutpannen die halfdroog staan hebben aan de randen kartelige witte zoutranden, het water in de vennetjes heeft een gelige kleur. Wanneer we een groot zoutmeer naderen, verandert het gebied in een groot industrieterrein met overal fabrieken die het zout uit het meer exploiteren.
Zoutpan.
Reclamebord van een zoutfabriek.
Het landschap verandert om de haverklap en als we de zoutindustrie achter ons hebben gelaten rijden we door een vlakke, vlakke woestijn. Ergens aan het einde van die vlakte doemt een hoge bergketen op met wit besneeuwde bergtoppen. Af en toe twinkelt er een verleidelijk lichtblauw meer in de verte. Bij een ervan gaan we even kijken. Het is wederom een zoutmeer waar toch nog kleine visjes en een soort garnaaltjes in weten te overleven. Ik probeer even te zwemmen, maar bedenk dan opeens dat ik eigenlijk helemaal niet weet wat er allemaal in dat water zit en ga er maar snel weer uit, aangemoedigd door een horde horzels die het onverwachte bezoek wel aantrekkelijk vindt. Vanuit de auto - waar het overigens bloedheet is - bespieden we nog een tijdje een koppeltje hoppen, dat helemaal geen erg heeft in onze aanwezigheid.
Zoutmeer met bergketen op de achtergrond.
Opvliegende hop.
De temperatuur buiten is enorm hoog en in deze eindeloze vlakte vormt de trillende lucht luchtweerspiegelingen. Het is vreemd, maar je bent nooit echt zeker van wat je ziet hier. Op een gegeven moment wist ik toch zeker dat ik een meer zag, maar toen ik het met de verrekijker wilde bekijken was er geen meer te bekennen. Terwijl iets eerder ik een echt meer zag waarvan ik oprecht twijfelde of het wel een meer was.
Kudde kamelen.
Met deze hitte, in dit vlakke land en met die luchtweerspiegelingen in de verte is het opeens niet moeilijk voor te stellen hoe handelskaravaans en ontdekkingsreizigers in dit genadeloze landschap helemaal ten einde raad konden raken. Dan begint het ook nog eens ontzettend hard te waaien. We rijden tegen de wind in en halen krap 80 km/uur. In dit barre klimaat - met die brandende zon, de daverende wind, de hoge temperaturen - werken er hier arbeiders aan een vierbaansweg alsof er niets aan de hand is. Ik denk dat wij onder deze omstandigheden binnen een paar uur helemaal uitgeput zouden zijn en ze ons uitgedroogd naar een ziekenhuis zouden kunnen afvoeren.
Na de woestijn rijden we door een gebergte met wederom van die ongenaakbare hoge, droge bergen zoals je die hier veel ziet. Het is wonderbaarlijk dat op die hele droge zandhellingen toch nog grote bossen paarse, gele en witte bloemen groeien. We zitten nu midden in het Aksai Kazak Autonoom District, een gebied dat bewoond wordt door Kazakken. Dit Turkse nomadenvolk woont voornamelijk in Kazakstan maar ook verspreid over delen van China, Rusland, Mongolië en Oezbekistan.
Tent van Kazakken-nomaden.
In de heuvels zien we kazakkententen en op een bergkam tekent zich het silhouet af van een eenzame ruiter die vergezeld wordt door twee honden. De man klimt van zijn paard en kijkt uit op de wegwerkzaamheden die hier beneden plaatsvinden. Chinese bouwbedrijven hebben hun bouwtenten opgeslagen en overal wapperen felgekleurde vlaggen die lijken te zeggen: dit is nu van ons. Want natuurlijk zijn het niet de Kazakken zelf die deze weg bouwen, maar bedrijven die van buiten hiernaartoe komen en hun eigen werklui meenemen. De ruiter gaat op de grond zitten naast zijn paard en ik vraag me af wat er door hem heen gaat. Het moet toch heel beangstigend zijn als vreemdelingen jouw gebied binnendringen en zoiets groots als een vierbaansweg aan het aanleggen zijn, een verstoring van de natuur die je kent en misschien het begin van een verandering die nooit meer te stoppen is.
Eenzame ruiter.
Bloemenpracht in de droogte.
Na de bergen dalen we weer af naar de woestijn. Hier worden grote keien uit de grond gehaald die onder andere gebruikt worden om afrasteringen mee te maken en om bruggen en wegen te versterken. In die droge leegte doemt er opeens een twintig vierkante meter bomen op, een minuscule oase. Tussen de bomen staat een kazakkentent met daarachter een klein huisje van steen. Waar water is, is leven.
De hoofdstad van het Aksai Kazak Autonoom District is het stadje Aksai. Het is het vreemdste stadje dat ik ooit gezien heb. Ongeveer tien jaar geleden is de oorspronkelijke stad tot de laatste steen afgebroken en is er een geheel nieuwe stad in oosterse stijl opgebouwd. Alles ziet er spiksplinternieuw uit, maar de straten zijn uitgestorven. De hoofdstraat is een lange, kaarsrechte weg die leidt naar een regeringsgebouw met pompeuze uivormige daken. Op de talloze kruispunten langs deze straat staan smetteloos geklede politieagenten verkeer te regelen dat er helemaal niet is. Ik denk dat ze een drukke dag hebben als er honderd auto's per dag langskomen. Door de straten van de stad wordt via luidsprekers heel hard het nieuws omgeroepen. Zijn we via een luchtspiegeling soms plotseling in het China van de jaren 60 terechtgekomen of in Noord-Korea belandt? Wat ook opvalt is dat er op het oog opvallend weinig Kazakken te zien zijn op straat en wel veel Han-Chinezen. Het zou me niet verbazen als hier sprake is van een migratiepolitiek, waarbij Han-Chinezen in een politiek potentieel explosief gebied worden geplaatst en er als het ware een natuurlijke assimilatie plaatsvindt.
Regeringsgebouw in Oosterse stijl.
Lege straten in Aksai.
Kazakkenvrouwen.
Na Aksai gaat de weg weer verder door de woestijn. De weg is extreem slecht. Dat komt doordat er een nieuwe weg wordt aangelegd waarbij eerst de oude weg onbruikbaar is gemaakt (die wordt namelijk gebruikt als basis voor de nieuwe weg) en een provisorische weg ernaast is aangelegd die vol kuilen en gaten zit. Extra frustrerend is dat dit al honderd kilometer lang het geval en er praktisch nergens zichtbaar aan de nieuwe weg gewerkt. En dat terwijl het de enige verbinding is tussen Xining in de provincie Qinghai en Dunhuang in de provincie Gansu en dus druk gebruikt wordt.
Weg door de woestijn
Misschien was het de frustratie misschien ook de vermoeidheid, maar opeens stuurde Yao de auto vastberaden een weggetje op dat door het zand liep vlak naast de weg. "Even kijken hoe het zo gaat ," hoorde ik hem nog mompelen. Nou, zo ging het dus niet. Binnen een paar minuten zat de achterband hartstikke vast in het mulle zand.
De weg vlak voor we vast kwamen te zitten in het zand.
Yao sprong onvervaard uit de auto en haalde een schep tevoorschijn waarmee hij verbeten het zand bij de achterband begon weg te scheppen en er een mat uit de auto onderlegde die hij wilde gebruiken om de auto overheen weg te laten rijden. Ik stond er een beetje bezorgd en tegelijkertijd giechelend (van de zenuwen vast) naar te kijken. Het zand voelde heel warm aan mijn blote voeten en het was oorverdovend stil op het geluid van het geschep van Yao na.
Na ongeveer tien minuten en talloze pogingen om de auto uit het zand te krijgen, stak de achterband alleen nog maar dieper in het zand en helde de auto helemaal achterover. Er zat niets anders op voor Yao dan zijn trots in te slikken en de enkele auto's die langs reden aan te houden voor hulp. De meesten reden echter gewoon door en riepen dat zij niet konden helpen. Net toen ik dacht dat we echt de nacht in de woestijn zouden gaan doorbrengen, stopten er opeens twee land cruisers die als een veertje zo licht over het zand naar ons toe reden (zij hadden namelijk wel vierwielaandrijving). Het waren twee jongens uit Aksai, die trots vertelden dat ze vandaag al drie auto's uit het zand hadden getrokken. Met een touw verbonden we onze auto aan een van de land cruisers en binnen dertig seconden stonden we weer op de weg. We namen afscheid alsof we gezworen vrienden waren ("als jullie ooit in Beijing zijn, bèllen he!").
Volle maan boven de woestijn.
Inmiddels was de nacht al gevallen en bij het licht van een volle maan reden we verder. Eerst was er nog een gewone weg maar al snel kregen we de opdracht van de weg af te gaan en de pijlen te volgen. Er was gewoon géén echte weg meer, we moesten nu wel door het zand. Van deze zandweg werd druk gebruik gemaakt, ook door gewone auto's overigens wat enigszins geruststellend was. Het was totaal onduidelijk hoe de weg liep. Af en toe was er slechts een pijl die aanduidde dat de weg naar links of rechts ging. Ook deze weg was vol kuilen en het verkeer dat ons tegemoet kwam had allemaal groot licht aan. Iedereen reed maar een beetje door elkaar heen, toeterend en de zandheuvels - die soms midden op de route lagen - ontwijkend. Om te zeggen dat ik er licht gestrest op reageerde is een ernstige understatement.
Op een gegeven moment - voor mijn gevoel een eeuwigheid - ging de zandweg over in een geasfalteerde tweebaansweg waar huizen langs stonden. De tweebaansweg ging over in een strakke vierbaansweg met straatverlichting aan beide zijden. De huizen werden flats en de flats werden hotels, restaurants en cafés. Neonreclames schitterde aan alle kanten in felle kleuren. Dunhuang! We zaten van top tot teen onder het stof en waren bekaf, maar ik voelde alleen maar een hele grote opluchting dat we die woestijn achter ons hadden en eindelijk weer in de bewoonde wereld waren.
Dag 1: 17 juli, Dag 2: 18 juli, Dag 3: 19 juli, Dag 4: 20 juli, Dag 5: 21 juli
Dag 6: 22 juli, Dag 7: 23 juli, Dag 8: 24 juli, Dag 9: 25 juli, Dag 10: 26 juli
Dag 11 en 12: 27 en 28 juli
Bovenstaand artikel is geschreven door Inge Jansen, Chinadeskundige en schrijfster van onder andere de Dominicus-gidsen China, Shanghai en Beijing . Op haar blog schrijft ze over China.
Via haar bedrijf Mingbai (wat 'begrijpen' in het Chinees betekent) geeft zij informatie over China. Haar expertise bevindt zich op het snijvlak van Chinese cultuur & samenleving, geschiedenis en toerisme.
Zij schrijft voor verschillende media, geeft lezingen en rondleidingen en verzorgt cursussen en workshops.