8-9 oktober 2011: Mentougou - oude dorpen en mooie natuur

Herfstlandschap in Mentougou.

Beijing. Net na de grote feestweek - iedereen vrij, overal druk - trokken wij er op uit: een rustig weekend naar de bergen van het district Mentougou ten westen van de stad.

Gewapend met een landkaart, het boek 'Beautiful Villages of Beijing' en de veelgehoorde tip 'Ga eens naar Lingshan' vertrokken wij vrijdagmiddag westwaarts. Het was al donker toen we in de buurt van Lingshui aankwamen en we daar in de buurt een nongjiale (overnachten bij de boer) opzochten. In dit geval was het een kippenboer die aan zijn huis wat kleine aanbouwtjes had gemaakt waar de stedelingen uit Beijing kunnen overnachten.

Logeren bij de boer.

De volgende dag reden we door naar Lingshui, een van de dorpen die in mijn boekje beschreven stond. Het dorp is al duizend jaar oud en roemt zichzelf om het feit dat er tijdens het keizerrijk verscheidene bewoners met goed resultaat deelnam aan de keizerlijke examens. Ooit had het dorp een kern met een tweetal tempels, een klein theater en een bron. Van de tempels is niet meer over dan wat ruines en ook het theater kan wel een opknapbeurt gebruiken. Desalniettemin is het een mooie plek, met oude bomen en in een van de tempels nog balken met schilderingen van draken en bloemen. Een aantal bewoners van het dorp liep met ons mee. Ze bekeken het boek en moesten erg lachen toen ze een foto van de voordeur van een van hen in het boek afgebeeld zagen staan.

De tempelruines van Lingshui.

Oude bomen bij de tempels.

Paadje in het dorp Lingshui.

De volgende bestemming was Lingshan, met 2300 m de hoogste berg binnen het grondgebied van Beijing en vlakbij de grens met de provincie Hebei. De weg ging via schitterende herfstbossen en langs hoge bergwanden. Lingshan zelf lag zo hoog dat er bijna geen begroeiing was. Het was een wat trieste bedoening. Met een kabelbaan kon je naar het hoogste punt (niet gedaan) en langs de weg stonden boeren klaar met paarden waar je een tocht mee kon maken (ook niet gedaan). De overheid heeft hier kennelijk geprobeerd paal en perk te stellen aan het toeristisch aanbod, want overal waren huisjes platgewalst die ooit dienst deden als restaurant/hotel/karako-bar.

Onderweg naar Lingshan.

Onderweg naar Lingshan.

Beetje trieste bedoening bij Lingshan.

Vanuit Lingshan probeerden we een weggetje binnendoor naar Yanhecheng te vinden, een van de andere dorpen uit het boek. Maar alle weggetjes liepen dood en gingen over in wandelpaden. Met een omweg zijn we vervolgens naar Cuandixia gereden, een van de bekendste en zeker ook een van de meest toeristische dorpen in het gebied. Over Cuandixia schreef ik al eens eerder, zie hier.

Zicht op Cuandixia.

Cuandixia was niet veel veranderd sinds 2008, behalve dan dat het nu onderdeel was van een groter toeristisch ontwikkeld gebied - Baichuan geheten. Om dit gebied in te komen moesten we 35 rmb betalen. Het dorp voor Cuandixia was nu ook veel toeristischer geworden en bij Cuandixia vielen vooral de grote hoeveelheden parkeerplaatsen op die al ver voor het dorp beginnen. Er rijdt een shuttlebus door het gebied, ook naar bezienswaardigheden die wat verder buiten Cuandixia liggen. In Cuandixia hebben we overnacht. Het is niet moeilijk daar een logeerbed te vinden, alle huizen zijn inmiddels veranderd in kleine hotelletjes. Na even zoeken hadden wij beslist de mooiste kamer van Cuandixia gevonden, met een groot raam met uitzicht op de bergen en de oude daken van het dorp. In de avond klonk vanuit diverse binnenplaatsen gelach en luid gepraat op van andere gasten. Je moet er niet aan denken hoe het hier tijdens hoogtijdagen is. Maar midden in de nacht - toen de regen ruisend naar beneden viel - was het doodstil.

Zonsopkomst in Cuandixia.

De volgende ochtend alweer vroeg opgestaan en gewandeld naar een uitzichtpunt op de berg tegenover het dorp. Een enkele stadse Chinese toerist vond het natuurlijk weer nodig om vanaf de berg hard de stilte in te schreeuwen, geen idee waarom Chinezen nou nooit eens gewoon lekker van de rust kunnen genieten. Met de auto zijn we vervolgens naar het gebied gereden dat achter Cuandixia ligt. De weg liep door een stukje grillig gevormd gebergte en vandaar naar een dorpje waar de mensen nog wel gewoon leven van het boerenbestaan (en niet zoals in Cuandixia alleen nog maar van het toerisme) en op de akkers aan het werk waren.

Bijzondere weg.

Via een hobbelig pad kwamen we uit bij Huangcaoshan, waarvandaan een voetpad verder de bergen in liep. Het is een eeuwenoude handelsroute die liep van de provincie Hebei naar Beijing. Als je ver genoeg doorloopt kom je uit bij een deel van de Grote Muur met zeven wachttorens. Maar zover kwamen wij niet, want dat is al snel tien kilometer klimmen en wij waren onvoorbereid (zonder eten en drinken) het pad opgelopen. Toch hebben we nog wel zo'n 1,5 uur geklommen. Het pad liep eerst door schitterende herfstbossen en toen geleidelijk steeds hoger tot het een echt bergpad werd met hier en daar uitzicht naar twee valleien en steile rotskliffen. We deelden het pad met drie Chinezen en een twintigtal berggeiten die gealarmeerd voor ons uit renden. Na een tijdje - toen we visioenen van kleine winkeltjes met water en eten kregen - zijn we weer terug gelopen. Hier komen we zeker terug!

Huangcaoshan.

Huangcaoshan.

Huangcaoshan.

Huangcaoshan.

Daarna hebben we nog een hele tijd gewoon lekker gezeten bij de parkeerplaats met uitzicht op de op terrassen aangelegde boomgaarden en rondom de hoge bergwanden met hun gele ongenaakbare rotsen. In de boomgaarden floten zangvogels, hogerop in de bergen klonk het gekras van kraaien. Muilezels liepen los rond, om hun nek hadden ze allemaal een bel die zacht tinkelde. Een plekje om te onthouden, dat wil zeggen voor zolang als het duurt - want voor je het weet komen ook hier de grondontwikkelaars op af en wordt het geschikt gemaakt voor massaal Chinees toerisme...

www.mingbai.nl/weblog
Meer verhalen uit de weblog
Mingbai op Twitter